Met verbazing kijken we tegenwoordig naar onze politici. Zijn dat nu de mensen waarop we hebben gestemd? Nee, dat zeker niet. Maar wel de andere Nederlanders, want hoe je het ook went of keert, die lui daar op de televisie zijn wel op een democratische manier gekozen en maken voor ons de dienst uit. ‘Mooi stelletje’ denkt u dan en u verzucht, ‘ach een land krijgt de leiders en vertegenwoordigers die het verdient, zullen we maar zeggen’. Maar het knaagt, dat wel. Het meest verbaas ik me nog over de Nederlandse socialisten; hoe die Bos de partij naar de verdommenis helpt, dat doet niemand hem na. Dat gedraai en gekonkel, dat onoprechte en al die leugens. Zo van: “Wij beloven de kiezer een referendum, wij gaan wat aan de topsalarissen doen, wij gaan aan het milieu werken, wij gaan… (eindeloze lijst van loze beloftes) Hij zit nog niet op het pluche, of er is geen referendum meer nodig, komen er geen beperking van de topsalarissen en worden er vier kolencentrales gebouwd. En dan aan de tv kijker uitleggen dat het doen van concessies en het sluiten van compromissen het summum van democratie is. Maar de kiezer begrijpt het wel. Het zijn: Slappe knieën, geen ruggengraat, geen kennis van de mogelijkheden van de macht van het ambt van een minister. Het is laksheid, bang de confrontatie aan te gaan en gewoon pure desinteresse voor de eigen kiezer. Die kunnen doodvallen, dat is het, meneer! Handig is hij ook niet, die Bos. Aapt Marijnissen na door onzorgvuldige kleding te dragen en papegaait Jans loze kreten na. Dom, want de kiezer pikt dat van een bevlogen fabrieksarbeider als Marijnissen, maar een gestudeerde doctorandus moet beter weten. Een arbeider wil een leider die hem vertegenwoordigt, die weet hoe het hoort, die hem kan verdedigen en voor hem kan opkomen bij de hoge heren. Hij wil iemand die hij kan vertrouwen en die hij respecteren moet. Hij wil geen man die net zo onzorgvuldig is gekleed als hijzelf of die net zo dom uit zijn nek lult als de buurman. Die Bos had de premierstaf in zijn ransel en gaf die gewoon af. Gewoonweg weg! De domme jongen. Wordt dus nooit meer wat. Nou ja, gelukkig maar. En nu als minister valt hij nog harder door de mand. Hij is al dood, maar realiseert het niet; hij is het levende, lopende en pratende lijk van de PvdA. Een Zombie van de Arbeid; Een ZvdA. Ergens in zijn achterhoofd knaagt de twijfel en realiseert hij zich dit zelf ook. Blijven zitten en geen domme dingen doen is daarom het devies. Want ze zorgen bij de PvdA goed voor elkaar, dus we zien zijn heufd in de toekomst nog overal opduiken. Als minister van buitenlandse zaken, commissaris der Koningin, voorzitter van de brede discussie over de geldverslindende mislukking van de windmolenparken in de zee bij Terschelling of gewoon in andere (ere)baantjes. 2 Je had ze wel, goede socialisten. Willem Drees, Anne Vondeling, Jan Scheafer, Henk Vredeling. Maar die zijn allen dood. En fatsoenlijke opvolgers zijn er eigenlijk niet. Des te beter zou u zeggen, want sinds de PvdA de “ideologische veren heeft afgeschud” (Wim Kok) zijn zij een non-partij geworden. Net als Groen Link (liberaal, laat me niet lachen) hebben zij geen ideologie meer, dus ook niets meer te bieden dan het bekende stelletje non valeurs en baantjesjagers, de rondgaan met een hoop losse kreten, zonder visie of bevlogenheid. Pim en ik grapten er wel eens over, lang voordat Pim de politiek in zou gaan; wij wilden de Nieuw Liberale Arbeiderspartij oprichten. (NLAP) Maar in de grond van de zaak waren we eigenlijk bloedserieus.
Het werd uiteindelijk de LPF. En wat hebben we er van geleerd? Nou ja, eerst maar het volgende. Ik ben zelf een sociaal voelend mens en altijd geneigd het op te nemen voor de zwakkere in deze maatschappij. Of zo’n persoon in die situatie is geraakt door of buiten zijn of haar schuld doet er voor mij niet toe, hij kan niet alleen rekenen op mijn empathie, maar vaak ook op mijn hulp. Indien mogelijk. Vanwege mijn groot sociaal gevoel zou ik mij een socialist willen noemen, maar helaas, bovenstaande groep mensen misbruiken dit woord al vele jaren om hun eigen activiteiten en eigen entiteit te omschrijven.
Zij noemen zich “socialisten” en gebruiken overigens wel meer misleidende synoniemen, zoals “progressief” en “vooruitstrevend”, beide misleidend want er is geen behoudender en alle vooruitgang tegenhoudende club dan voornoemde zogenaamde progressieve en vooruitstrevende socialisten. ”What’s in a name” schreef Shakespeare en beweerde dat een roos nog net zo lekker zou ruiken als men de bloem anders had genoemd. Ik denk dat deze schrijver het mis had. Denkt u aan het woord collaborateur. Woorden kunnen beladen zijn: Zo zal een groep behulpzame mensen, die de handen uit de mouwen willen steken (kom daar nog maar eens om) en die altijd de wens en de wil hebben tot samenwerken, zich niet graag “collaborateurs” laten noemen. De mensen immers die met de Duitse bezetter samenwerkten werden en worden nog steeds “collaborateurs” genoemd. Deze naam kreeg daardoor een dusdanig negatieve klank dat aan dat woord een kwalijke geur bleef kleven. Maar het woord socialist? Het woord roept bij velen tegenwoordig direct negatieve associaties op. Logisch, want er is teveel gebeurd en we zien wat ze aanrichten. U zult me vragen: ‘Hoe is het dan toch in Godsnaam mogelijk dat er een positieve klank heerst rondom het woord “socialist” bij grote groepen mensen?’ Nooit gehoord van Hitler, Mussolini, Mao, Stalin, Pol Pot, Milosowitsch of Volkert van der Graaf? Een goede vraag mag ik wel zeggen. Maar u gaat door: “Die mensen zijn of waren toch allemaal socialisten, moordenaars, onderdrukkers en de democratie verloochenende individuen. 3 Overigens, de socialistische bewegingen stonden elkaar (en staan hede ten dage nog steeds) fanatiek naar het leven. Als directe concurrenten vreesden zij de ander het meest, daar zij weet hadden van de meedogenloosheid van de concurrerende tegenstrever. Dat was de ene reden. De andere was dat er twee principiële socialistische stromingen waren. De ene was de nationalistische stroming en de andere de internationale; de nationalistische keek meer naar de eigen situatie, (eigen volk eerst) de andere wilde de gehele wereld bevrijden en de zegeningen van Marx en Lenin schenken. Zo koos de Nederlandse socialistische beweging voor het communistisch model zonder revolutie, maar de macht moet verkregen worden via de stembus, democratisch dus. (Ook al hadden we wel degelijk een nationaal socialistische stroming, de latere NSB). Joop den Uyl was in zijn tijd een internationaal socialist, met prachtige liederen, zoals het morgenrood en de Internationale uit volle borst en ook een warm voorstander van de nationalisatie van de industrie, hoewel de failliet van dat idee toen al in volle duidelijkheid zichtbaar was. Hoe durft iemand zich tegenwoordig nog ‘socialist’ of ook wel ‘links’ te noemen, na alles wat ze hebben gedaan en veroorzaakt? Ook noemen ze zich wel “rood”, niet naar de kleur van de liefde, maar naar de kleur van bloed, van de miljoenen hectoliters bloed die ze de laatste eeuw hebben vergoten. Ze gingen en gaan er nog steeds vanuit dat zij wat meer mogen dan anderen; ‘Als je een omelet wil bakken, dan moet je de eierschaal breken’, is hun motto. Zo zong de rode dichteres Henriëtte Roland Holst, voor partijgenoten “Tante Jet” nog in 1934: ‘Niets is te veel voor het mensengeluk, Al gaan duizend maal duizend zielen stuk.’ Hitler had Lenins en Stalins goede voorbeeld nog niet gevolgd, maar het offer van een miljoen Russen dat Tante Jet wel voor ons geluk overhad, werden er daar meer dan zestig miljoen! Hoe kwamen we aan al die menslievende bevrijders? Gedurende de industriële revolutie ontstond er ook in Nederland een arbeidersklasse die door de vroeg kapitalisten werd uitgebuit. Zes dagen per week werken, nauwelijks vrije tijd, erbarmelijke werkomstandigheden, geen sociale voorzieningen, kinderarbeid, veertien uur per dag werken, nee, het waren barre tijden. Niet voor allemaal natuurlijk, de uitbuiters zaten op zondag vooraan in de kerk en lieten zich daarbuiten terdege verwennen. Vanuit de ellende kwam langzaam het verzet, het georganiseerde verzet, hoewel die prille vakbonden zich voornamelijk bezighielden om bepaalde bijverschijnselen te bestrijden. Zo hielden zij acties tegen het drankmisbruik, want de fabrieksarbeider zocht maar al te vaak vergetelheid in de jenever. Vanuit dat georganiseerde verzet ontstond de arbeidersbeweging, die ook politiek moest gaan opereren, wilde zij succes hebben. En zo ontstond, vanuit de gedachte de arbeidersklasse te emanciperen, de verheffing van het volk. Langzaam maar zeker. Zo ontstond ook, door die acties van de sociale beweging 4 vanzelf bij een grote groep mensen het idee dat socialisme redding, verheffing, emancipatie, vrijheid en bescherming betekent. Nu was het wel degelijk zo dat er denkers waren die het socialisme een breekijzer vonden om deze verheffing snel te laten geschieden. Vanuit een groot sociaal gevoel, want dat was toen nodig, broodnodig. Als tegengewicht was het socialisme nodig, maar als dominante factor levensgevaarlijk. Nodig, tegenwoordig? In de huidige tijd allang niet meer, het socialisme is slechts een blok aan het been der vooruitgang, de vrijheid, de vrijheid van meningsuiting en emancipatie van minderheden in onze samenleving, zoals de allochtonen en Oost Europese gelegenheidswerkers. Het socialisme heeft zich ontdaan van haar Marxistische ideologie, (Groen Link pretendeert zelfs een “liberale partij te zijn) en daar waar zij vroeger opkwam voor de verdrukten in de maatschappij (en het echt nodig was ervoor op te komen) zo doen zij net of ze niets zien als er, gewoon in Nederland, vrouwen worden onderdrukt, mishandeld of geen gelijke kansen krijgen. Als iet komt tot niet, kent iet zichzelve niet! Zelfs de rooie vrouwen, in den regel wel solidair met hun onderdrukte lotgenoten, roeren zich niet. Geen bezwaar tegen gesluierd of zelfs geheel verstopt rondlopen, verplichte hoofddoek, verplicht thuisblijven, niet naar school mogen, geen manlijke gynaecoloog toestaan, geslagen worden, zelfs het bezwaar tegen uitgehuwelijkt worden of tegen vrouwenbesnijdenis komt uit een andere hoek. Maar waarom zijn er nu dan nog steeds zo veel socialisten, de Nederlanders zijn inmiddels verheven, geëmancipeerd en hebben toch leren denken? Fukuyama zag toch het einde der tijden na de val van de muur. Het einde van het socialisme, nietwaar? Tja, de socialisten wierpen de internationale bevrijding van de onderworpenen der aarde via het Marxisme van zich af, hielden op met de Internationale te zingen, vergaten het “Morgenrood”, lieten de klassenstrijd en de uitbuiting en het uitzuigen van de werkende klasse in de steek en noemden zich opeens “Sociaal Democraten”. Grote groepen mensen bleven op die socialisten stemmen. En bleven er maar op stemmen. Op stemmen. Stemmen. Is het onwetendheid, dommigheid, jalousie, kinnesinne, berekenend gedrag om de eigen zak te vullen en andere voordelen te behalen, of wel een dieper idee om alles wat creatief, waardevol of succesvol is kapot te maken? De vraag stellen is haar beantwoorden! En de analyse en het antwoord moge duidelijk zijn en kan misschien boze reacties oproepen, maar hopelijk ook ogen openen. Het is natuurlijk nooit leuk de waarheid te leren en je dan te realiseren jarenlang in het duister te hebben getast. Het antwoord op de vraag waarom er nog steeds mensen op socialistische partijen stemmen is inderdaad een mix van de volgende zaken: 5 Onwetendheid, dommigheid, berekendheid, jaloezie, kinnesinne en haat. Of, ook wel als een pure geloofszaak, de fundamentalisten; dat behandelen we in een ander hoofdstuk. Natuurlijk zijn er gewoon dommerds die niet verder willen kijken en traditiegetrouw geloven dat socialisme goed is, want het woord zegt het al, ‘sociaal’. Mensen die gewoonweg altijd op de PvdA stemmen. Omdat sociaal goed is, omdat mijn ouders al op Drees stemden, omdat mijn hele familie een echte rooie familie is, altijd al geweest trouwens. Zij weten wat zij doen, zelfs tegen beter weten in; het is niet anders. Oud genoeg om beter te weten dus genezing uitgesloten. De verloren groep! We zullen ze de Onnozelen noemen. Dan zijn er de mensen die wel een redelijk stel hersens hebben, maar die zich uit persoonlijk gewin socialist zullen noemen, bijvoorbeeld de Tien over Rood bende van Andre van der Louw die, als ze al niet gestorven zijn, wonend op hun landgoederen schatrijk zijn geworden door zich als zeer links te presenteren en hier en daar, en overal, soms zelfs door misdadig gedrag (Van de Bergh door aandeelhandel met voorkennis, Van Dam door een kapotgeschoten limonadefles) van pakken wat je pakken kan (Hou je adem in en stik niet!! ) hun zakken te vullen. Zij worden wel met “Links lullen, rechts vullen” getypeerd en ook wel “salon socialisten” genoemd. Dat onbeschaamd graaien weten zij zelfs uit te leggen door er een positieve draai aan te geven. “Ach ja, een beetje wereldvreemd zijn we misschien wel, maar we doen het uiteindelijk toch allemaal voor de arme mensen van dit land en deze wereld, nietwaar? En als wij het niet doen, dan doet een ander het en dan kan het toch beter in de zak van een sociale kameraad terecht komen dan in de zak van een lakei van het internationale, de arbeider uitzuigende, knechtende monopoliekapitaal, toch?” Niet waar natuurlijk, ze doen het alleen voor zichzelf. Roem, eer, bekendheid, poet! We noemen ze: De Salonsocialisten. Van hen valt weinig te verwachten. Blijf zitten waar je zit. Vooral niets veranderen. Mijn leven is goed! En ondertussen maar wijzen op de gevaren van extreem rechts (Reve: Wie heeft daarvan het telefoonnummer of een adres?) terwijl ze het reële gevaar van (extreem) links vergoelijken of zelfs ontkennen. Zij kunnen gewoon hun gang gaan en hoeven niet bang te zijn een taart in hun smoel gedrukt te krijgen, want hun opponenten zijn daar veel te beschaafd voor, wat ik eigenlijk wel jammer vind. Kom op ludiek rechts, koop een taart en vindt die Van Dam of die Kok! Mensen zoals Wim Kok en Klaas de Vries, die allerlei linkse terroristen gewoon hun gang lieten gaan en die grootste Nederlander (naar de mening van onze landgenoten) bewust niet lieten beveiligen in de hoop dat een kameraad wel zijn plicht zou kennen en hun probleem op zou lossen. Of die zich uitspraken tegen de “excessieve beloningen van topbestuurders”, (Kok) maar die als kersverse commissaris van ING direct akkoord ging met een salarisverhoging van de leden van de raad van bestuur van 60 %. Dit omdat je anders geen kwaliteit in zo’n orgaan zou kunnen krijgen of behouden. Een aardig gegeven, want als minister president verdiende Kok een schijntje van het salaris van zo’n ING topbestuurder, zelfs voor diens riante salarisverhoging. Het zegt genoeg over de kwaliteit van onze Wim en zijn toenmalige regeerbende. 6 Het blijft natuurlijk een gotspe; voornoemde topbestuurders vinden zichzelf de hoogste kwaliteit van echte ondernemers, maar het zijn allen mannen in loondienst, altijd geweest, net als de bazen van Philips of Shell. Ondernemen kunnen ze niet, (ze zouden niet weten hoe) maar wel hebben ze de eigenschap zich in grote en bureaucratische organisaties naar boven te worstelen, niets en niemand ontziend, met alleen het eigenbelang in het achterhoofd. Zij bezitten het instinkt van een blind en kaal koekoeksjong dat een ieder die in hun weg zit, zal vernietigen. Een eigenschap die ze overigens met politici gemeen hebben. Kokkie houdt er aan zijn commissariaten, ook bij die van DSM en Shell, een leuke en dik belegde boterham aan over. Samen met wachtgeld en pensioen, kassa jongens! Dat hij als leugenaar meermaals is ontmaskerd houdt hem niet wakker, dat weten we wel van zijn kwartje en zijn beloftes om de koppeling van uitkeringen en lonen nooit op te geven, of zijn beloftes nooit meer dan drie miljard gulden te bezuinigen zo vlak voor de verkiezingen. Met Paars 1 zou hij alle beloftes breken, terwijl hij zich, de ras bedrieger die hij was en nu eenmaal is, als een integer staatsman wilde presenteren. En laten we helemaal maar zwijgen over zijn Euroleugens, we moeten het wel gezellig houden, zeg! Kinnesinne dan. Natuurlijk, veel mensen gunnen een ander niets. Willem Frederik Hermans gaf de volgende definitie van een socialist: Een socialist is iemand die vindt dat een ander teveel verdient! Nou ja, net als bij de zakkenvuller valt ook dit punt best te begrijpen, al is het opnieuw geen eigenschap om trots op te zijn. Deze groep noemen we de Afgunstelingen. Reve schreef over zijn verblijf in socialistische jeugdkampen. Er was altijd wel een kameraad die een lezing gaf over hoe de kapitalisten wederrechtelijk gevangen genomen kameraden martelden en “aan het ontblote lijf allerlei pijnigingen deden ondergaan”. Tot zijn schrik kreeg de kleine Reve daarbij bepaalde gevoelens, waar hij zich later niet over uit durfde spreken, want “er waren kleine kinderen bij”. Verdrongen seksualiteit is lange tijd een verklaring van afwijkend gedrag geweest, tegenwoordig zijn de denkbeelden daarover genuanceerder en wezenlijk complexer. Maar dat de toen heersende seksuele moraal de repressie van gewone menselijke omgangsvormen beïnvloedde, dat gebrekkige opvoeding en beperkte algemene ontwikkeling samen met een gevoel van machteloosheid een uitlaatklep in sadomasochistisch gedrag kon vinden, is duidelijk. Het in fantasie laten lijden van de tegenstander verzacht het gevoel van machteloosheid. Het in reciproque voorstelling neerzetten van de tegenstander aan medegelovigen teneinde de verdorvenheid der tegenstander uit te beelden, is tot daar aan toe. Maar zodra men dan daadwerkelijk de macht heeft verworven worden dergelijke verbeeldingen helaas maar al te vaak in praktijk gebracht. De nationaal-socialisten alsook de communistisch socialisten hebben dat uitvoerig, zonder schroom en helder aan de buitenwereld, gepraktiseerd. Het taalgebruik herinnert aan begrippen als ‘gaskamer’, ‘goelag’ en ‘killing field’. Het “Ich hab es nicht gewusst” ging in het geval van Lenin, Stalin, Mao, Castro, Pol Pot, Melosovitz en ga nog maar even door, zeker niet op! 7 Een verklaring voor de steun van deze verdorven regimes moet dan ook in een (heimelijke?) bewondering en adoratie van dit bijzondere gedrag worden gezocht: Sadomasochistische bewondering en adoratie! Deze groep mensen noemen we de Sociosadomasochisten. Dan komen wij nu op de laatste eigenschap die hier besproken dient te worden en waar we wat langer bij stil zullen moeten staan. De haat. De eigenschap alles kapot te willen maken, ook juist datgene wat goed, nuttig, mooi, noodzakelijk en nodig is. Zij zijn de psychopathisch Verdorvenen. Wat dacht u dat mevrouw X, dochter van een dood politicus en daardoor tweede Kamerlid, in de ochtend ziet als zij in de spiegel kijkt; Juist, zichzelf. Vol walging beziet zij haar gelaat en als ze even later uit de douche stapt en zich in de volle lengte in de slaapkamerspiegel bekijkt dan bekruipt haar een machteloos gevoel van diepe haat en woede. Zij weet dat behalve een wanstaltig figuur, de natuur haar ook een scherp verstand, noch een aardige inborst heeft gegeven, noch een sprankelend gevoel voor humor. Zij denkt dus: “Alles, maar dan ook alles moet kapot. Stuk, dood “. De grote volksschrijver Reve beweerde dat alle communisten die hij tijdens zijn jeugd kende, leden aan een of ander lichamelijk gebrek, zoals horrelvoet, hardnekkig eczeem of een open been. En zo niet, dan waren zij knettergek met allerlei waanideeën: Het decadente Westen zou “vloermatjesvuil’ bij proefpersonen inspuiten, enz. Waarom vind je zoveel van die diepe haters bij de PvdA, de SP en bij Groen Link? Allereerst omdat zij in een open maatschappij, in volle concurrentie, nooit een belangrijke rol kunnen spelen; ze zijn gewoon niet goed genoeg. En dat weten ze. De jalousie slaat om in haat naar de maatschappij en mensheid, die hen ‘nooit geen’ kans zou geven. Bovendien speelt er nog een belangrijker zaak: Dankhaat! Dit begrip uit de psychologie zegt dat men degene die men eigenlijk dankbaar zou moeten zijn, gaat haten. Het is bekend dat onderduikers de levensreddende beschermers later nooit meer wilde zien en er dikwijls kwaad over spraken. Regimes die ontwikkelingshulp ontvangen vechten liever tegen het schenkende land, dan ze dankbaar te moeten zijn. Ziet u ooit wel eens een advertentie van een van die prachtige landen die de miljarden van ons jaarlijks absorberen? Zo van “Zimbabwe dankt Nederland voor de zoveelste honderd miljoen dollar”. Nee, van dat geld kopen ze wapens en onder het mom de éénpartijstaat tegen reactionaire krachten te beschermen, moorden ze er lustig op los. Gelukkig niet tegen ons, daarvoor wonen we te ver weg, maar ze kunnen altijd wel een tegenstander vinden. Te oud, te jong, Hutu, Tutsi, geen of juist wel moslim, blanke boer, Zoeloe of kaffer, spion, nar, vrijheidsstrijder, verrader, knecht van het internationale monopoliekapitaal, imperialistische uitbuiter van de arbeidersklasse, noem maar op. Als je tegen iemand vecht, ben je zijn gelijke. Als je iemand dankbaar moet zijn, ben je ondergeschikt aan de weldoener. Afijn, leent u iemand die in nood zit maar eens geld; U zult hem of haar daarna nooit meer zien. En roddelen dat ze daarna over u doen, niet normaal meer! Jawel, ondank is des werelds loon. Niet normaal eigenlijk. 8 Fout, dat is heel normaal gedrag, dat is dankhaat. Zijn grote groepen mensen dankbaar voor de sociale maatschappij die we met elkaar hebben gecreëerd? Ja en nee. Over de dankbaren hebben we het hier niet, we hebben het over socialisten. En los van het feit dat het altijd beter kan, is het merendeel van het gemekker “het moet socialer” niet alleen kinnesinne, het is het overschreeuwen van de dankbaarheid door onvrede met de eigen situatie door onvermogen van eigen kunnen en de daarbij behorende haatgevoelens. Daarom, sla dood die buitenlander die hier van onze sociale wetten komt profiteren, bekras die dure Mercedes, verniel die telefooncel, maak die trein die mij naar zwaar gesubsidieerd voetbal brengt, kapot: dankhaat. We hebben altijd wat te zeggen van een ander. Maar bepaalde vormen van asociaal gedrag wordt getolereerd. Het gekke is dat socialisten elkaar de ruimte geven. Deze mensen worden nauwelijks gecorrigeerd. Criminele krakers worden getolereerd met een eigenaardig soort begrip, dat slechts stopt indien de begripvolle persoonlijk wordt benadeeld door zo’n kraker, want dan is de wereld te klein. Maar als het een ander overkomt, moeten wij allen begrip tonen. Hun asociaal gedoog en gedrag wordt ook niet gecorrigeerd in een vorm van sociale controle, ze worden nauwelijks gecorrigeerd noch aangesproken op crimineel of idioot gedrag. En bovendien worden zij geholpen als het misloopt. De frauderende rode bestuurder wordt aan een nieuwe baan geholpen of anderszins in een leuke functie geplaatst. Het is een rare vorm van solidariteit voor de misdadiger. Misschien komt die solidariteit nog wel uit de tijd dat wanneer je van de honger een brood stal, dit niet echt als een misdaad werd ervaren. Want al staat in de tien geboden dat je niet mag stelen, die man die had gewoon honger en nood breekt wet. Socialisten geven met gulle hand aan criminele organisaties (Niet uit de eigen zak natuurlijk, maar van uw en mijn belastinggeld) die daarmee Makro’s in de brand gaan steken, genetisch gevarieerde gewassen gaan vertrappen, Shell-stations aansteken, vleesvervoervrachtauto’s in de hens laten gaan, bomaanslagen plegen, mensen verminken, moorden plegen en ga zo maar door. Zij tolereren voornoemde krakersplaag die door eigenaardige verordeningen en eigenaardige wethouders de hand boven het hoofd wordt gehouden, zelfs tegen de wens van de meerderheid van de tweede kamer in. Die socialistische haat mag. Liever alle kippenboeren kapot, niet alleen in Nederland, maar in heel Europa. Zij hebben het natuurlijk Gelijk, met een grote G, want zij zijn voor de rechten van het dier, Lekker en Wakker, tegen dit en tegen dat. Nooit constructief, altijd destructief. Een wijs Arabisch spreekwoord zegt: ‘Met geweld kan je paleizen verwoesten, doch geen stal opbouwen”. Maar in de ogen van de socialist mogen er geen paleizen bestaan, dus breek af dat paleis, die villa, dat bedrijf! Sla dood die succesvolle, ruim op die verstandige, vertrap die creatieve! Alleen maar omdat ze weten dat zij, ondanks de geboden mogelijkheden, geen studie kunnen afronden, geen goede baan kunnen vinden, geen goed schrijver kunnen worden, geen begenadigd schilder of componist kunnen zijn, geen goed echtgenoot noch goede 9 vader zullen wezen. Zij zouden zo graag speciaal willen zijn, maar helaas, ze zijn onvruchtbaar en niet bijzonder of speciaal, zelfs minder dan gewoon. De haat gloeit in hen, zij zijn bereid tot het uiterste te gaan. Pas dan zijn zij iemand, kijk eens wat ik doe, ik haat, ik brandschat, ik verniel, ik moord, ik besta, maar ik doe het voor het goede doel. Voor ons allemaal, toch? Want ik ben socialist. Of is het misschien dan toch een gewoon menselijke eigenschap, dat we bereid zijn alles te omhelzen of aan te hangen, zolang we er maar op los mogen moorden en elkaar straffeloos mogen doodslaan. Als het maar vanuit een ideologie gebeurt? Het Arabische gezegde: Ik tegen mijn broer, Mijn broer en ik tegen de buurman, Mijn broer, mijn buurman en ik tegen de buurt, Mijn buurt en ik tegen de wijk, Mijn wijk tegen de stad, Mijn stad tegen de provincie, Mijn provincie tegen het land, Mijn land tegen de andere landen. Zijn wij misschien via dit model allemaal socialisten? PS Deel II behandelt een ander aspect van de mensen die zich ook wel socialist durven noemen. Het geloof, niet als Christen of als Islamiet, maar het geloof op basis van de ideeën en boeken van de geleerde Marx, aangevuld met de gedachten van de denker Lenin en de ideeën van bolleboos en volksfilosoof Mao. Net als ieder geloof hebben zij waarheden, dogma’s, leerstellingen, ritualen en rituelen, geloofsbelijdenissen, samenkomsten en heilige doelen. Net als bij de Christenen en de Mohammedanen, moeten zij hun geloof verbreiden en verspreiden, en mogen voor dat heilig doel letterlijk en figuurlijk over lijken gaan. Voor gelovigen zou je e.e.a. als volgt kunnen verklaren: Het is als met wat wij in het Nederlands met ‘smaak’ duiden. De man bekijkt het interieur van zijn nieuwe buren en zegt: “Jullie hebben een klassieke smaak”, terwijl hij denk: ‘Wat een troep, die Biedermeier stoelen en die Louis XIV kasten, met die eikenhouten ‘klop klop’ rommel”. Hij begrijpt niet dat iemand dat mooi vindt, terwijl de buurman op zijn beurt de strakke inrichting van zijn buren als kil en smakeloos beoordeelt. Wij noemen dat een kwestie van smaak en schudden ons hoofd. Het geloof, door Prof. Dr. Karel van het Reve geduid als “Het geloof der Kameraden” speelt in deel II de hoofdrol van de beschouwing en geeft een andere invalshoek van ons socialistisch probleem. Deze dimensie zou wel eens een sterkere invloed kunnen hebben dan de in deel I beschreven observaties. Deze gelovigen zullen we de Fundamentalisten noemen. (“Wright or wrong”, I am a socialist!) 10 Verder hierover schrijven, ik heb er geen zin meer in. Nee, ik zeg het verkeerd: Ik heb er geen zin meer an!!! Nog even op een rijtje, ter afsluiting, socialisten zijn: Onnozelen -Salonsocialisten – Afgunstelingen – Sociosadomasochisten – Verdorvenen -Fundamentalisten Doorhalen wat voor u niet van toepassing is!